De rol van Vitamine D bij diverse Ziektebeelden
Vitamine D bij diverse Ziektebeelden | Hieronder volgen een paar studies die de belangrijke rol van vitamine D aantonen bij diverse ziektebeelden.
De invloed van vitamine D bij ontstekingsreacties
Vitamine D in staat is om de productie van TNF-alfa (een sterk ontstekingsbevorderende stof) door het lichaam te verminderen. In een vervolgonderzoek is gekeken naar de wijze waarop vitamine D dit effect uitoefent.
Gekweekte macrofagen werden blootgesteld aan 1,25-dihydroxy-vitamine D of een synthetische analoog (1,24-dihydroxy-vitamine D), en vervolgens geactiveerd met lipopolysaccharide. Hierop werd de activiteit van nuclear factor kappa bèta (een belangrijke activator van TNF-alfa) gemeten, evenals de hoeveelheid mRNA en eiwit van NF B-p65 en I B , een sterke remmer van NF B. Beide vormen van vitamine D reduceerden de hoeveelheid TNF-alfa met 60%. Ook de activiteit van nuclear factor kappa bèta nam sterk af. Tegelijkertijd steeg de hoeveelheid I B (zowel mRNA als eiwit) sterk, omdat vitamine d de halfwaardetijd van deze stof in het bloed verlengde van 110 tot 190 minuten. Ook werd de fosforylering (inactivatie) van I B geremd. Vitamine D blijkt de activiteit van nuclear factor kappa bèta dus te reduceren via I B. Omdat nuclear factor kappa bèta een belangrijke transcriptiefactor voor ontstekingsmediatoren is werpt dit onderzoek meer licht op de activiteit van vitamine D bij de regulatie van ontstekingsreacties.
Merav Cohen-Lahav, Shraga Shany, David Tobvin, Cidio Chaimovitz, and Amos Douvdevani. Vitamin D decreases NF-kB activity by increasing I-kappa B-alpha levels. Nephrol. Dial. Transplant., Feb 2006; 10.1093/ndt/gfi254
De invloed van Vitamine D transporteiwit op ontstekingen
Transporteiwit van vitamine D heeft een sterk stimulerend effect op ontstekingsreacties: 1,25-dihydroxy-vitamine D remt dit effect volledig. Het transporteiwit van vitamine D in het bloed (Vitamin D binding protein, DBP) is een multifunctioneel plasma-eiwit dat (eveneens G-actine) kan binden en transporteren. Daarnaast versterkt het de chemotactische werking van C5a, de geactiveerde vorm van complementfactor 5. Chemotaxis is het proces waarbij verschillende ontstekingsfactoren de toevoer van ontstekingscellen naar een bepaald gebied bevorderen. Dit ontstekingsbevorderende effect was onafhankelijk van het feit of DBP was verzadigd met vitamine D (als 25-hydroxy-vitamine D) en/of G-actine. De actieve vorm van vitamine D, 1,25-dihydroxy-vitamine D, bleek echter in staat te zijn om dit stimulerende effect op te heffen wanneer deze vorm van vitamine D aan DBP gebonden was. Dit is één van de ontstekingremmende effecten van vitamine D die nog niet eerder zijn beschreven.
AB Shah, SJ Dimartino, G Trujillo, and RR Kew. Selective inhibition of the C5a chemotactic cofactor function of the Vitamin D binding protein by 1,25(OH)(2) Vitamin D(3). Mol Immunol, Mar 2006; 43(8): 1109-15
Invloed van Vitamine D op de longfunctie
In dit onderzoek is nagegaan of er een relatie aan te tonen is tussen de hoeveelheid vitamine D (in de vorm van 25-hydroxy-cholecalciferol) in het bloed en de longfunctie. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de gegevens van de Third National Health and Nutrition Examination Survey, gehouden van 1988 tot 1994. Van 14.091 personen van 20 jaar, waarbij een longfunctietest was afgenomen en de hoeveelheid vitamine D in het bloed is bepaald, werden de gegevens onderzocht. Na correctie voor de overige bekende variabelen bleek er een duidelijke relatie te bestaan tussen vitamine D en de longfunctie.
De personen met de hoogste hoeveelheid vitamine D in het bloed (gemiddeld 85.7 nmol/l) hadden een hoger geforceerd expiratoir volume in één seconde (FEV1) en een hogere functionele capaciteit dan de groep met de laagste hoeveelheid vitamine D (gemiddeld 40.4 nmol/l). In dit onderzoek is niet gekeken naar de effecten van suppletie met vitamine D. Op basis van de hier genoemde gegevens lijkt dit echter wel aan te bevelen bij problemen als bijv. astma. De waarde voor vitamine D in de groep met het “laagste” gehalte is relatief nog hoog: in vele andere studies worden lagere waarden gevonden, ook bij jonge mensen
Peter N. Black and Robert Scragg. Relationship between Serum 25-Hydroxyvitamin D and Pulmonary Function in the Third National Health and Nutrition Examination Survey. Chest. 2005; 128(6):3792-3798
De invloed van Vitamine D op pro-inflammatoire cytokines bij hartfalen
Eén van de aandoeningen waarbij pro-inflammatoire cytokines een rol spelen is hartfalen (decompensatio cordis). In dit onderzoek kregen personen met hartfalen dagelijks 50 ug vitamine D (2000 IU) plus 500 mg. calcium of een placebo plus 500 mg calcium. Aan het begin van de studie en na 9 maanden werd gekeken naar de cytokinen in het bloed.
Deelnemers werden in totaal 15 maanden gevolgd om de overleving in beide groepen te bestuderen. Hierbij bleek dat suppletie met vitamine D een aantal duidelijke effecten had. Het ontstekingremmende cytokine interleukine 10 steeg in de vitamine D-groep. De hoeveelheid tumour necrosis factor alfa (TNF-alfa), een pro-inflammatoir cytokine, steeg in de placebogroep, maar bleef gelijk in de vitamine D-groep. Er werd geen verschil in overleving gevonden tussen beide groepen. De onderzoekers concludeerden dat vitamine D-suppletie in staat is om de pro-inflammatoire toestand bij hartfalen te verminderen.
Stefanie S Schleithoff, Armin Zittermann, Gero Tenderich, Heiner K Berthold, Peter Stehle, and Reiner Koerfer. Vitamin D supplementation improves cytokine profiles in patients with congestive heart failure: a double-blind, randomized, placebo-controlled trial. Am. J. Clin. Nutr. 2006; 83(4): p. 754-759
De invloed van Vitamine D op de alvleesklier
Hogere inname van vitamine D gaat gepaard met een lagere kans op kwaadaardige tumoren van de alvleesklier. Van vitamine D is al langer bekend dat het in staat is om het ontstaan van kwaadaardige tumoren te remmen. Recent is ontdekt dat weefsel uit de alvleesklier (zowel gezond weefsel als kwaadaardig weefsel) in sterke mate het enzym 1-alfa-hydroxylase produceert. Dit enzym zet het inactieve 25-hydroxy-vitamine D om in de actieve vorm, 1,25-dihydroxy-vitamine D.
In dit onderzoek is gekeken naar de inname van vitamine D, vitamine A en calcium en de kans op het ontwikkelen van alvleesklierkanker. De relatie werd onderzocht in twee groepen: de deelnemers aan de Health Professionals Follow-up Study (46.771 mannen, in 1986 tussen 40 en 75 jaar oud) en de deelnemers aan de Nurses’ Health Study (75.427 vrouwen in de leeftijd van 38 tot 65 jaar in 1984). De deelnemers werden gevolgd tot aan het jaar 2000. De personen werden ingedeeld aan de hand van de inname van vitamine D. De indeling was: inname van <150 IU per dag, 150-299 IU per dag, 300-449 IU per dag, 450-599 IU per dag en 600 IU per dag. Ten opzichte van de groep met de laagste inname had de groep die 150-299 IU per dag aan vitamine D innam een 22% lagere kans om een pancreascarcinoom te ontwikkelen. De overige groepen hadden een 41-44% lagere kans op deze vorm van kanker. Na correctie voor de effecten van vitamine D werd geen effect gevonden van de inname van vitamine A of calcium.
Halcyon G. Skinner, Dominique S. Michaud, Edward Giovannucci, Walter C. Willett, Graham A. Colditz, and Charles S. Fuchs. Vitamin D Intake and the Risk for Pancreatic Cancer in Two Cohort Studies. Cancer Epidemiol. Biomarkers Prev. 2006; 15(9): p. 1688-1695
De invloed van vitamine D op auto-immuunziekten zoals MS
Onderzoeken wijzen op een belangrijke functie van vitamine D in het immuunsysteem. Steeds meer aanwijzingen worden gevonden voor een rol van deze vitamine bij het verminderen of voorkomen van ongewenste reacties van het immuunsysteem. Zo is aangetoond dat een hogere inname van vitamine D de kans op het ontstaan van de auto-immuunziekte multiple sclerose sterk verminderde. Hoe deze vitamine zo’n sterke invloed kan hebben is echter nog grotendeels onbekend. Bij onderzoek naar MS wordt vaak gebruik gemaakt van muizen, die een opgewekte ontstekingsreactie in het immuunsysteem hebben die sterk overeenkomt met de beschadiging bij MS. Bij deze muizen werd enkele uren na toediening van vitamine D3 als 1,25 dihydroxy-vitamine D of een placebo gekeken naar de genen die betrokken zijn bij de ontstekingsreactie.
De ontstekingsverschijnselen waren in beide groepen gelijk. De muizen die een placebo hadden gekregen toonden een verhoogde activiteit van genen die betrokken zijn bij de ontstekingsreactie, terwijl de groep die vitamine D gekregen had een normale activiteit van deze genen vertoonde. Genen die de betrokken immuuncellen laten afsterven (om zo de ontstekingsreactie te verminderen) waren echter juist actiever, en ook andere tests lieten zien dat er een verhoogde geprogrammeerde celdood (apoptose) van de betrokken witte bloedcellen plaatsvond. Deze effecten van vitamine D dragen bij aan een vermindering van ongewenste ontstekingsreacties zoals auto-immuunziekten.
Karen M Spach, Laura B Pedersen, Faye E Nashold, Tsuyoshi Kayo, Brian S Yandell, Tomas A Prolla, and Colleen E Hayes. Gene expression analysis suggests that 1,25-dihydroxyvitamin D3 reverses experimental autoimmune encephalomyelitis by stimulating inflammatory cell apoptosis. Physiol. Genomics published 11 May 2004.
De invloed van vitamine D bij een leveraandoening
Zestig patiënten met een niet alcoholische leververvetting bleken in deze studie in vergelijking met zestig gezonde controlepersonen lagere vitamine D spiegels te hebben. Ook bleek dat de vitamine D spiegels in het serum lager worden naarmate de leververvetting erger is. Vooral in de winter was vergeleken met de controlegroep de vitamine D 23,5 nanomol per liter. Onder patiënten met de leververvetting kwam Metabool Syndroom vaker voor. De auteurs van deze studie concluderen dat verder onderzoek naar de rol van vitamine D suppletie in de ontwikkeling en de progressie van een niet alcoholische leververvetting nodig is.
Targher G, Bertolini, Scala L, Cigolini M, Zenari L, Falezza G, Arcaro G. Asociation between serum 25-hydroxyvitamin D(3) concentrations and liver histology in patients with non-alcoholic fatty liver disease. Nutr. Metab Cardiovas Dis 2006.
De invloed van Vitamine D bij borstkanker
23e congres van de European Federation of Endocrine Societies. Maart 2004, Brighton, Groot Brittannie.
Een recente epidemiologische studie wijst wederom op een beschermend effect van vitamine D tegen de ontwikkeling van borstkanker. In toenemende mate blijkt uit onderzoek dat vitamine D een preventieve bijdrage levert in de strijd tegen de ontwikkeling van diverse vormen van kanker. In wetenschappelijke kringen dringt men er dan ook op aan om, in het belang van de volksgezondheid, de ADH van vitamine D3 (nu 5 mcg/200 IE) drastisch te verhogen. Vitamine D3 komt slechts in kleine hoeveelheden in de voeding voor en is daarom onder andere als supplement verkrijgbaar in de vorm van levertraan (vitamine A en D) of als zuivere vitamine D3 in tabletvorm.
In het onderzoek bleek bij vrouwen die tijdens de adolescentie het meest aan zonlicht waren blootgesteld, de kans op borstkanker 35% lager te zijn in vergelijking met de groep die het minste zonlicht had genoten. Verder bleek vitamine D bevattende voeding, zoals levertraan en melk, ook de kans op borstkanker tot zelfs 38% te reduceren. Dit onderzoek wees ook op het belang van voldoende vitamine D tijdens de periode van borstontwikkeling bij jonge vrouwen, omdat dit waarschijnlijk voor het verdere leven de meeste vitamine D-gerelateerde bescherming tegen borstkanker biedt.
Knight KA et al: ‘Vitamin D and Reduced Risk of Breast Cancer: A Population-Based Case-Control Study’; Cancer Epidemiology Biomarkers and Prevention 16:860-868, 2007.
De rol van vitamine D bij prostaatkanker
Multidisciplinary prostate cancer symposium. Februari 2005; Orlando, Florida
Bij prostaatkanker speelt vitamine D een belangrijke beschermende rol. In het bijzonder bij de agressieve vorm, volgens Dr. Haojie Li van Harvard. Bloedmonsters van deelnemers aan de Physician’s Health Study werden onderzocht op spiegels van 25-hydroycoleciferol en 1,25-dihydroxycolecalciferol(1,25-D, calcitriol). Er werd ook gekeken naar twee polymorfismen (verschillende verschijningsvormen) van vitamine D. In 1982 waren alle mannen gezond. Na 18 jaar was bij 1029 mannen prostaatkanker geconstateerd. Gegevens werden vergeleken met 1371 gezonde controlepersonen. Correcties werden toegepast voor lichaamsbeweging, roken en seizoen. Diegene met plasmaspiegels van 25-D en 1,25-D boven het gemiddelde hadden 45% minder kans op het ontwikkelen van de agressieve vorm in vergelijking met de mannen met spiegels onder het gemiddelde.
Bij mannen met een polymorfisme (het homozygote FokI FF genottype) was het risico van prostaatkanker zelfs 55% minder en van de agressieve vorm 77% minder. Eenzelfde risicovermindering werd gevonden wanneer alleen de 1,25 D spiegels hoog waren. Voor de andere genvariant werd dit verband niet gevonden.
De rol van vitamine D bij PCOS (Poly Cysteus Ovarium Syndroom)
Bij vrouwen met Poly Cysteus Ovarium Syndroom (PCOS) bestaat mogelijk een verband tussen laag vitamine D enerzijds en een verhoogde insulineresistentie en vetzucht anderzijds. Dit concluderen Duitse onderzoekers na een studie onder 120 jonge vrouwen met onbehandelde PCOS. Bij hen werden de bloedspiegels van het vitamine D-metaboliet 25-hydroxyvitamine D ( 150 OH-D) gemeten. Er werd in de hele groep een omgekeerd verband gevonden tussen 25 OH-D en BMI, lichaamsvet, insulineresistentie en leptinespiegels. Ook was het gemiddelde HDL-cholesterol bij een lage 25 0H-D laag. Wanneer de vrouwen werden ingedeeld in de categorieën slank en zwaarlijvig, bleken de slanke deelnemers een hogere waarde 25 0H –D te hebben. Vrouwen bij wie de waarde zo laag was dat er sprake was van een tekort aan vitamine D, hadden een hogere BMI, hoger niveau van insulineresistentie en een hogere waarde leptine, vergeleken met vrouwen met normaal 25OH-D.
Hahn S, Haselhorst U, Tan S, Quadbeck B, Schmidt M Roester S, Kimmig R, Mann K, Janssen OE. Low serum 25-hydroxyvitamin D concentrations are associated with insulin resistance and obesity in women with polycystic ovary syndrome. Exp Clin endocrinol Diabetes. 2006; 114:577-83
De rol van vitamine D bij de bescherming van heupfracturen
Heupfracturen worden voorkomen door voldoende inname van vitamine D bij vrouwen in de overgang, aldus dr. Diane Feskanich van de Harvard Medical School in Boston bij de analyse van de Nurse’s Health Study. Aan deze studie deden 72.337 vrouwelijke verpleegkundigen mee die de overgang hadden bereikt. Zij waren in 1980 in het onderzoek ingeschreven en werden achttien jaar gevolgd. Ze vulden iedere twee jaar lijsten in met vragen over hun voedingsgewoonten en de supplementen die ze gebruikten. Gedurende deze periode liepen 603 vrouwen (0,8%) een heupfractuur op. Na correctie voor variabelen die het risico op heupfracturen konden beïnvloeden, bleek dat er geen beschermend effect was op heupfracturen door het dagelijkse gebruik van melk of de hoge inname van calcium uit de voeding of door supplementen.
Wel bleek dat vrouwen die meer dan 500 IE (12,5 µ) vitamine D per dag innamen via het voedsel of met supplementen, 37% minder kans hadden op een heupfractuur dan vrouwen die per dag minder dan 140 IE (3,5 µ) vitamine D innamen. Zestig procent van de vrouwen in het onderzoek bleken dagelijks minder vitamine D in te nemen dan door het Amerikaanse voedingsbureau wordt aanbevolen (400 IE voor vrouwen tussen de 51 en 70 jaar en 600 IE voor vrouwen boven dan 70). Het onderzoek bracht ook naar voren dat de hoeveelheid vitamine D die geproduceerd wordt door blootstelling aan zonlicht, significant afnam met het stijgen van de leeftijd. Oorzaak hiervoor was het dunner worden van de huid en het gebruik van zonneschermen.
Feskanich D, Willett WC, Colditz GA, Calcium, vitamin D, milk consuption, and hip fractures: a prospective study among postmenopausal women. Am J Clin Nutr 2003; 77(2):504-11
Meta-analyse: vitamine d-suppletie tegen fracturen
Suppletie met 700 tot 800 IE vitamine D per dag vermindert het risico van fracturen van heup en niet-wervelfracturen bij ouderen. Een dosis van 400 IE vitamine D per dag biedt geen bescherming. Dit is de conclusie van onderzoekers van Harvard na een meta-analyse. Voor deze meta-analyse werden drie elektronische databases geraadpleegd: de Cochrane Controlled Trials Register, Medline en Embase. Om in het onderzoek opgenomen te worden, moesten de onderzoeken aan bepaalde criteria voldoen. De onderzoeken moesten, dubbelblind zijn met orale vitamine D-suppletie (cholecalciferol, ergocalciferol), met of zonder calcium suppletie en vergeleken met calcium of placebo. Er werden vijf onderzoeken gevonden van heupfracturen met in totaal 9294 personen en zeven onderzoeken met niet-wervelfracturen met in totaal 9820 personen. In al deze onderzoeken werd vitamine D3 (cholecalciferol) gebruikt.
In drie onderzoeken, met 5572 personen, was het risico van een heupfractuur 26% minder met een suppletie van 700 tot 800 IE vitamine D per dag ten opzichte van calciumsuppletie of placebo. In vijf onderzoeken met 6098 personen bleek het risico van niet-wervelfracturen met 23% afgenomen bij een suppletie met 700 tot 800 IE vitamine D per dag in vergelijking met calcium of placebo. In twee onderzoeken met 3722 personen werd geen verschil gevonden voor heup- of niet-wervelfracturen meet en suppletie van 400 IE vitamine D per dag.
Bischoff-Ferrari HA, Willett WC, Wong JB, Giovannucci E, Dietrich T, Dawson-Hughes B. Fracture prevention with vitamin D supplementation: a meta-analysis of randomized controlled trials. JAMA 2005; 293(18):2257-64
De rol van Vitamine D bij Reumatoide artritis
Uit een onderzoek bleek onder meer dat reumapatiënten in Noord-Europa lagere concentraties 25-hydroxyvitamine D [25(OH)D] in het bloed hadden dan patiënten in Zuid-Europa. Dit onderzoek betrof 54 Italiaanse patiënten met reumatoïde artritis, 64 reumapatiënten in Estland, een controlegroep van 30 gezonde personen uit Zuid-Europa en een controlegroep van 30 gezonde personen uit Noord-Europa. De patiënten werden klinisch onderzocht met behulp van de “Disease activity index” vragenlijst (DAS28). Ten opzichte van de Noord Europeanen hadden de Zuid Europeanen een significant hoger 25(OH)D-gehalte. Het maakte niet uit of het zomer of winter was en of het om een ziekte of gezonde personen ging. Wel was er in de gehele onderzoeksgroep een significant verschil tussen de 25(OH)D-gehaltes gedurende de zomer en gedurende de winter. Interessant daarbij was dat bij de Zuid-Europeanen de 25 (OH)D-spiegel alleen in de zomer samenhing met ziekteactiviteit, terwijl bij de Noord-Europeanen deze spiegel alleen in de winter samenhing met ziekteactiviteit. Op basis hiervan concludeerden de onderzoekers dat vitamine D naast andere factoren mogelijk een rol speelt bij de ziekteactiviteit van reumatoïde artritis.
Cutolo M, Otsa K, Laas K, Yprus M, Lehtme R, Secchi ME, Sulli A, Paolino S, Seriolo B. Circannual vitamin d serum levels and disease activity in rheumatoid arthritis: Northern versus Southern Europe. Clin Exp Rheumatol 2006; 24(6):702-4
De rol van Vitamine D bij diverse Ziektebeelden